Mijn lijf heeft het probleem
Het hoofd bij te benen
En geeft dat netjes aan
In seinen naar mijn brein
Die terugkaatst naar beneden
Niet al te zwaar te tillen
Aan kleine scheutepijnen
En vermoeide spieren
Maar de dag vooral te plukken
Zolang hij nog blijft komen
Het leven is niet ontstaan
Om slechts uitgerust te zijn
Maand: maart 2020
Nils
Van arm naar arm vandaag
En iedereen naar je staren
Terwijl je zelf prinsheerlijk
In je dekentje lag te slapen
Waar je over droomt
Blijft voor mij nog altijd raden
Het moet wel erg fijn zijn
Want je blik blijft verstopt
Achter zacht gesloten ogen
In een tevreden gezicht
Bibbers
Het beschrijven van je denken
Is een kwestie van beginnen
Beetje woorden samen rijgen
Het worden vanzelf zinnen
Ze anderen laten lezen
Is al andere koek helaas
Blijf dan als grote vent
De zenuwen maar de baas
Het voordragen van eigen werk
Voelt alsof je ziel op tafel ligt
Met je kloppend hart ernaast
Kijk je als een angstige haas In het naderende licht
Bloot
Kwetsbaar zijn voelt
Alsof je in de blote kont
Per abuis met de hond
Door een drukke straat loopt
Al ben ik hier tot op heden
Slechts driemaal maar nog
Zwetend van wakker geworden
Kwetsbaar zijn voelt beter
Als je eenvoudig open staat
Voor een eerlijke kritische noot
Je eigen gedachten mag delen
Zonder deze omzichtig
Te hoeven verpakken
Gewoon delen hoe jij je voelt
Wat dat dan ook is
Dood
Wie het leven heeft omarmd
Kan hem in de ogen kijken
Wie maar wat heeft gekabbeld
Ontmoet hem juist in spijt
Zo vaak lijkt hij lukraak
Om zich heen te grijpen
Naar wat hem ook maar
Voor zijn poten komt
Toch brengt hij ook troost
Als lijden niet meer lukt
Hij brengt het einde
Zoveel is wel zeker
Ogenblik
Er zijn er die
Klaar lijken te doden
En andere
Die smelten van verdriet
Die je lijken te ontwijken
Vertrokken van zovele pijnen
Of uitgehold en uitgedoofd
Ik zoek naar die
Nieuwsgierig speuren
Die een lach verbergen
Genieten in het nu
En vond die hele speciale
Fonkelend van verlangen
Naar de wondere wereld
Achter de mijne
Bewaak
Wees waakzaam
Voor de waakvlam
Die oordelen
Smeulende smelt
Naar vooroordelen
Die ontbranden
In het veroordelen
Vermoorden
Van zovelen
In zowel recent
Verleden
Nog altijd sluimert
In het heden
Koning
Boos hoor ik vanuit de struiken
Gemopper en gescheld
Uitgedrukt in hoog gekwetter
Blijkbaar is hij als enige
Ontevreden
Dat de lente komt
Bijna van zijn troon gestoten
Maar even nog
De winterkoning
Neefje
Weerloos lig je te slapen
Als ik, je kersverse oom
Even in je wiegje spiek
Hoe mooi je wel niet bent
Ik laat je nu maar slapen
Maar kom snel weer kijken
Hoe het verder met je gaat
Ben benieuwd of je nu droomt
Over gisteren en vandaag
Benen
Meestal sta ik met beide benen
Stevig op de vaste grond
Af en toe worstel ik mij
Door zware zwarte drek
Ik voel me wel eens alsof
Ze tot aan de knieën
Zitten vastgezogen in de blubber
Maar als ik jou zie loop ik op wolken